Toscaanse tafel
magnolia met viooltjes

Friesland



Jaartal:
2007

Techniek:
Olieverf op paneel

Afmeting:
110 x 74


Reinout Krajenbrink ©

 

                               FRIESLAND

 

 

Het derde schilderij in de serie van de Twaalf Provinciën is een feit. De provincie Friesland is de opvolger van de onlangs verschenen Groningen en Overijssel. Ook nu weer ben ik diep in de geschiedenis en de tradities van deze trotse provincie gedoken. Met de auto ben ik door de hele provincie gegaan, genoten van bekoorlijke plaatsjes, verscheidene musea bezocht om zo een goed beeld te kunnen vormen van datgene wat Friesland zal gaan vertegenwoordigen op het paneel. Ik kwam op die manier aan zoveel informatie, dat ik eigenlijk alleen al wel over Friesland een complete serie kon schilderen. Ik moest dan ook een weloverwogen keuze maken in de voorwerpen die ik voor handen had, per slot van rekening kun je niet alles kwijt in een compositie. Uiteindelijk was een spreuk van de legendarische Fries "Grutte Pyr" de sleutel naar het schilderij. Grote Pier of Grutte Pyr zoals de Friezen hem noemen, is de naam waaronder Pier Gerlofs Donia als Fries vrijheidsstrijder bekendheid heeft gekregen. Zijn gestalte was reusachtig en hij had een bovenmenselijke kracht . Aanvankelijk was hij boer te Kimswerd, toen zijn boerderij in 1515 door Saksische troepen werd platgebrand. Daarop ontwikkelde hij zich tot een fel bestrijder van de Saksische en Hollandse bezetters.

"Bûter, brea en griene tsiis, wa't dat net sizze kin, is gjin oprjochte Fries" was de spreuk die hij zou  hebben gebruikt om na te gaan of de opvarenden van schepen op de Zuiderzee wel Fries waren. Was dat niet het geval, dan zouden ze onverbiddelijk gekielhaald zijn en werd hun schip geplunderd. Ik besloot dan ook deze spreuk als leidraad te nemen voor dit schilderij over Friesland. Bûter (boter), brea (roggebrood) en griene tsiis (groene kaas) zijn typische producten die kenmerkend zijn voor de aard van deze provincie. Friesland heeft van oorsprong een uitgesproken agrarisch karakter. De provincie stond en staat  bekend vanwege de veeteelt en de daarmee verbonden zuivelindustrie. De boter wordt gerepresenteerd door de groene boterkom. Hierin werd vroeger de boter gedaan nadat het gekarnd was. Dan zien we centraal een stuk roggebrood liggen met daarnaast de groene kaas. Deze kaas, gekocht in Kollum, is een nagelkaas, die aanvankelijk niet echt groen is. Naarmate hij wat meer wordt belegen, lijkt de gele kleur donkerder te worden en een beetje een groene tint te krijgen. Tegen die tijd is de kaas dan ook zo hard dat hij moeilijk nog met een kaasschaaf te bewerken is. Op de achtgrond zien we een tonnetje staan, dit is een kaasvorm. Hierin werd de kaaswrongel gedaan, waarna de kaasvorm onder de pers werd gezet om op deze manier het laatste vocht er uit te persen.

Het is een stilleven, dat zich toch ergens op het platteland moet afspelen, getuige het buitentafereel dat weerspiegeld wordt in het glas-in-loodraam. We zien een kop-hals-rompboerderij, een type boerderij die veel voorkomt in Friesland. De boerderij heeft deze benaming gekregen doordat de vorm doet denken aan een liggende koe. Hierbij is het woonhuisgedeelte de kop, het middengedeelte de hals en de schuur de romp. Op de weide ervoor grazen twee Friese paarden. Niet alleen de omgeving, maar ook over de periode van het jaar kunnen we redelijk specifiek zijn. Het moet in ieder geval ergens tussen 1 maart of 1 april zich afspelen. Dit is de periode waarin het toegestaan is om kievitseieren te rapen. Het eerste kievitsei staat symbool voor het begin van het voorjaar, twee pas gevonden exemplaren liggen nu centraal in de compositie op het dienblad. Het is een Friese traditie om het eerste kievitsei aan te bieden aan de Commissaris van de Koningin, vroeger werd het aan de Koningin aangeboden.

Misschien wel het meest kenmerkende Friese element in dit schilderij is de Hindelooper schilderkunst, te zien op het dienblad en het rode luik. Deze volkskunst afkomstig uit het stadje Hindeloopen werd al reeds toegepast in de 16e eeuw. Met decoratieve bloemmotieven werden gebruiksvoorwerpen ed. weelderig beschilderd met vluchtige streek.  Rijke Friese koopmanslui konden zich in de Gouden eeuw permitteren om hun interieur te laten beschilderen door vaklui. De hoeveelheid van beschilderde voorwerpen gaf een zekere mate van welstand aan.

Zo floreerde vanaf deze periode ook de Friese adel. Dezen konden grote steenhuizen veroorloven die ook wel stinsen of states genoemd werden. Friesland kende ruim 260 states. De aanwezigheid van deze rijke elite bracht ook met zich mee dat er handel in kostbare voorwerpen mogelijk was. Zo kende Friesland veel zilversmeden die in deze luxe behoefte voorzagen. Links op het schilderij zien we een zilveren bijouteriedoos uit de 18e eeuw staan. Met de zilveren kaasschaaf en het blinkend metaal van de kaasvorm ontstaat zo een mooie driehoekscompositie van deze edelmetalen. Ook het geel is in die zin in balans, rechts zien we het geel van de kaas en links het geel van de appels. Dit zijn niet zomaar wat appels, het gaat hier om de zogenaamde Doeke Martensappel. Dit is een ouderwetse Friese appelsoort waarvan de schil geelachtig is en het oog vrij gezonken.

Tenslotte is er nog één ding te vertellen over kleurgebruik in dit schilderij. Zouden we het schilderij een kwartslag naar rechts kantelen dan zien we in het rechter vlak de driekleur rood wit en blauw, hoewel dit natuurlijk de kleuren zijn van de Nederlandse vlag, is het eerder bedoeld als de kleuren die we kennen van de Friese vlag, waarin ook rood (van de zeven pompeblêden) wit en blauw voorkomen.

 

overzicht stillevens