Techniek

Vooraf aan het schilderen gaat vaak een lange periode van verzamelen, studie, werken aan het concept en uitproberen van verschillende composities.

Na het bepalen van de compositie weet je wat de afmetingen zijn van het schilderij . Uit masoniet wordt het juiste formaat gezaagd en voorbewerkt met een laag grondverf (gesso).

Dan wordt vervolgens een potloodschets op gemaakt. Het is belangrijk in deze fase dat de vormen vrij nauwkeurig worden weergegeven. De basis moet namelijk goed kloppen voor een goed resultaat later.

Over deze potloodlaag komt een dunne waterachtige acryllaag heen. Deze fase dient voornamelijk om de kleurintensiteit en de lichtdonkers schematisch weer te geven. Voor de schilder is dit wel een aangename stap: je bent namelijk van dat witte vlak af en je ziet een snel resultaat.

Nadat ik met acryl de eerste kleuropzet heb gedaan, komt dan uiteindelijk de olieverffase. Het kleurenpalet is ook veel groter, dan het acrylpalet. Deze fase dient ervoor om het schilderij body te geven. De voorwerpen worden dan verder uitgewerkt: naar gelang de textuur van het object met penseel tot paletmes.  

Om er voor te zorgen dat je niet met je hand in de nog natte verf gaat zitten gebruik je de schildersstok. Deze stok houdt je in je linkerhand en rust op de bovenkant van het paneel, hierop kun je je schilderhand leggen.
Dan moet het schilderij drogen om te wachten op de laatste fase. In deze fase wordt een transparante olieverflaag over de oude verflaag aangebracht. Op deze manier  krijg je diepe kleurnuances en kun je de kleur op bepaalde plekken versterken. Ook worden in deze laatste fase de hele fijne details, zoals glimpunten etc. aangebracht. Het schilderij is dan eindelijk klaar!