Lof der aalbessen / Praise the currants
Reinout Krajenbrink ©
LOF DER AALBESSEN
Als kunstenaar ben je altijd op zoek naar inspiratie en als je maar goed om je heen kijkt, kun je het overal vinden. Zo vond ik laatst op de rommelmarkt een oud gedichtenbundeltje van H.A. Spandaw. Hij leefde van 1777 tot 1855 en heeft zo'n 200 jaar geleden heel wat tuingedichten geschreven. Het was natuurlijk behoorlijk oud nederlands, maar hij beschreef in een gedicht Lof der aalbessen, de aalbes alsof het een koninklijke vrucht was.
Als ik zo af en toe een vruchtenstilleven schilder, dan zie ik de geschilderde vruchten vaak ook als iets koninklijks. Ik kies dan vaak meestal de mooiste vruchten uit en probeer ze dan ook zo te schilderen.
Het gedicht van Spandaw verwoord eigelijk prachtig hoe ik tegen de vruchten aankijk tijdens het bepalen van de compositie. Na het lezen van dit gedicht besloot ik het schilderij "Lof der aalbessen" te schilderen.
LOF DER AALBESSEN
't Lust mij zingend u te loven
Ed'le bes, gezond en frisch!
Heerlijk ooft uit Neerlands hoven
Sieraad van der burgren disch!
Mijne Zangster, die haar toonen
Aan 't eenvoudig -
Zal ook met een lied u kroonen,
Die eenvoudig -
Maar, ofschoon de boom niet bloeijen
En niet schttrend pralend moog',
't Vruchtje kan onze aandacht boeijen,
Is bekoorlijk voor het oog.
Zien we uw trosjes, rijk beladen,
't Blozen van uw zachte koon,
Half bedekt met groene bladen,
Bessen! ja, dan zijt ge schoon.
Wordt ge door de zachte handjes
Van een teeder maagdelijn
Zo gevleid in nette mandjes,
Dat geen steeltjes zichtbaar zijn;
Rood en wit dooreen gemengeld,
Prijkende als een schoon geheel,
Zusterlijk tezaam gestrengeld
Aan dezelfde moedersteel,....
Dan moet elk uw schoonheid loven,
Lieve vrucht, gezond en frisch,
Heerlijk ooft uit Neerlands hoven
Sieraad van der burgren disch.
Lang verfrischt ge ons, ed'le vruchten;
Rijk begunstigd door natuur,
Hebt ge najaarskou te duchten,
Noch verschroeijend zomervuur;
Als de herfst het woud ontbladert,
Schenkt ge aan ons uw' overvloed;
Als de grijze winter nadert,
Zijt ge nog verkwikkend zoet;
En wanneer de stormen loeijen
In 't bevroren jaargetij,
Doet ge uw zuivre sappen vloeijen,
Sappen, even frisch als gij.
Daartoe opent gij uw ad'ren
Dat ons laaft, verkwikt en voedt.
Ja, we zingen -
U, o bes, gezond en frisch,
Ned'rig ooft uit Neerlands hoven,
Sieraad van der burgren disch.
Wie zou de aalbes dan niet prijzen,
Al haar kostlijk zuur en zoet
De allerfijnste en eelste spijzen
Beter saust dan druivenbloed?
Wie, wie zou het haar niet danken,
Dat zij den vermoeiden drenkt,
Dat zij d' afgematten kranken
Laafnis en verkwikking schenkt?
Wie, wie zou haar' lof niet malen,
Als haar hartverheugend bloed
Schuimt en vonkelt in bokalen
En ons vrolijk juichen doet?
Ja, we zingen -
U, o bes, gezond en frisch,
Ned'rig ooft uit Neerlands hoven,
Sieraad van der burgren disch!
Mr. H.A. Spandaw. 1777-
BACK TO THE HALL
TERUG NAAR ZAAL
